Op de stoep staat opa, de fiets aan
zijn
hand. Het is een grijze, met rode sport-
strepen. Maxwell Super Sport staat er in
gouden letters op de stang. En hij heeft een
echte wielrenners-pomp! Martijn loopt om
de fiets heen. Er zitten doorzichtige plastic
ruitjes voor het achterwiel. Het achterlicht
heeft rode diamantjes. En de trappers!
De trappers hebben gele lampjes.
Echte sport-trappers. Die heeft niemand.
"Hij is een beetje geroest," zegt
opa,
"maar dat knappen we wel op."
"Natuurlijk," zegt Martijn. Hij
heeft
nergens iets gezien.
De fiets is wel groot. Maar dat
geeft
niet. Hij pakt hem bij het zadel. Dat is
lekker glad en stevig. En het stuur glimt
helemaal. Maxwell. Echt een naam voor een
fiets.
Het zadel wordt warm onder
Martijns
hand. Maxwell Super Sport, met zo'n naam
kan je de hele wereld rond.
Opa zet Martijn op zijn fiets.
"Zit hij goed?" vraagt hij.
Martijn kan met zijn voeten net bij
de
trappers. Maar dat is juist goed. "Het is een
prima karretje!"
En dan geeft opa hem een duw. Daar
gaat hij.
"Martijn Super Sport!" zegt hij
zachtjes.